Hoofdstuk 2 Wonen

In dit hoofdstuk zullen wij een algemene beschrijving geven van het huis en het thuis dat wij voor onze kinderen wensen. Deze beschrijving zal de basis vormen binnen onze wooneisen. Wij besteden daarbij aandacht aan  de sfeer en inrichting, de groepsgrootte en de samenstelling, en de wijze waarop wij met de huisregels- binnen de gezamenlijk gevoerde huishouding- om willen gaan.



2-1 EEN (T)HUIS VOOR ONZE KINDEREN

Wonen betekent in de eerste plaats een ‘thuis’ hebben. Een omgeving waarin je je op je gemak voelt, waarin je je geaccepteerd en gewaardeerd voelt om wie je bent en waar je de noodzakelijke geborgenheid en warmte vindt. Een plek die je zelf vorm en inhoud geeft en van waaruit ervaringen kunnen worden opgedaan. Een stek waar je de rust en de aandacht vindt die je nodig hebt. Een thuis dus waar je je ook wezenlijk thuis voelt.

De basis voor dit thuis wordt mede gevormd door het huis en zijn omgeving. De keuze om een gezamenlijke woning op te zetten betekent niet dat alles gemeenschappelijk dient te gebeuren. Wij willen een huis waarin de individuele woonplek een belangrijke plaats in neemt. Dit houdt in: een eigen appartement (45-50 m2) met een zit- en slaapgedeelte, een kleine keukenunit en een eigen badkamer voor elke bewoner. 
Daarnaast beschikken de bewoners over een aantal gemeenschappelijke ruimtes zoals een gezellig ingerichte huiskamer waarin men elkaar ongedwongen kan ontmoeten om bijvoorbeeld tv te kijken of een verjaardag te vieren. En natuurlijk een ruime keuken waar de gezamenlijke maaltijden worden bereid en eveneens gezamenlijk gegeten wordt. Denk ook aan een ruimte waar spelletjes gedaan kunnen worden en een aantal ruimtes voor de huishouding, zoals een berging, een was- en strijkhok. Uiteraard zal de woning ook een afzonderlijke slaapkamer voor de begeleiding  bieden.
De indeling van het huis is overzichtelijk. Er is één centrale ingang en de gemeenschappelijke ruimtes zijn vanuit de individuele appartementen gemakkelijk te bereiken. De individuele appartementen hebben een eigen (inpandige) voordeur die uitkomt op de gemeenschappelijke ruimtes.


2-2 GEZAMENLIJKE HUISHOUDING

Ondanks dat de bewoners ondersteuning nodig hebben bij het zelfstandig wonen, willen zij zo ‘gewoon’ mogelijk wonen. In hun eigen appartement zijn zij vrij om te doen en te laten wat zij zelf willen. Het gebruik van de gemeenschappelijke ruimten zal echter aangepast worden aan de behoeften van de bewoners zelf. In onderling overleg met zowel elkaar als ook met het zorgteam zal het gebruik van alle ruimten in de loop der tijd vanzelf vorm moeten krijgen. 
Het allerbelangrijkste is dat iedereen zich thuis- én dus veilig- voelt. Net als in een ‘gewoon’ gezin vraagt ook hier het gezamenlijke huishouden om huisregels. Er zullen afspraken gemaakt moeten worden die worden vastgelegd in een zogenaamd huishoudelijk regelement. Te denken valt aan wie bijvoorbeeld wel en niet mee-eet, wie er meehelpt met koken, wie de boodschappen doet en hoe laat er gegeten wordt. 
De taken in het gezamenlijke huishouden worden verdeeld naar gelang de individuele mogelijkheden. Afhankelijk van ieders capaciteit (en op basis van het individuele zorgplan) wordt er al dan niet met de begeleiding meegeholpen in de vorm van bijvoorbeeld koken, wassen, strijken, etc. Ook de ‘verplichting’ van het schoonhouden van de eigen kamer met of zonder de begeleiding wordt per bewoner bekeken. De taken mogen in geen enkel geval zo zwaar zijn dat er geen voldoende vrije tijd meer voor de bewoner zelf is.
 
De huisregels worden in onderling overleg tussen de bewoners, begeleiders en de ouders gemaakt en zijn voor al deze betrokkenen bindend. Huisregels worden gemaakt om –in dit geval- het samenwonen soepel te laten verlopen.

Te denken valt aan:
- niet roken in de gemeenschappelijke ruimtes
- respectvol met elkaar omgaan 
- verboden te vloeken en andere groffe taal te gebruiken 
- elke bewoner bepaalt zelf of hij/ zij met een groepsactiviteit meedoet 
- men is altijd op de hoogte van de aan- of afwezigheid van de
  bewoner en/of begeleider.
- hoe om te gaan met conflicten en ruzie.
- hoe om te gaan met (geluids)overlast, bijvoorbeeld van muziek
- afspraken omtrent veiligheid
- afspraken omtrent elkaars (privé)eigendommen
.

2-3 GROEPSSAMENSTELLING

De sfeer binnen de woning zal ook voor een belangrijk deel bepaald worden door de samenstelling en de grootte van de groep. Wij streven naar een samenstelling waarbij mensen zich bij elkaar en in de groep op hun gemak voelen. Het verschil tussen ‘gewoon’ vrienden zijn en werkelijk met elkaar samenwonen vraagt om persoonlijkheden die bij elkaar passen. We willen kijken naar de meerwaarde die mensen ten opzichte van elkaar kunnen bieden in die zin dat zij elkaar aanvullen. Denk aan begeleidingsbehoeftes, levensritmes, communicatiebehoeftes, interesses en karaktereigenschappen. Bij elkaar passen betekent in dit geval niet persé hetzelfde zijn, maar juist een aanvulling vormen op elkaar.  
De doelgroep bestaat uit jongvolwassenen. Wij denken dat een zekere vorm van variatie gunstig is voor zowel de groepsdynamiek als ook de mogelijkheid om elkaar aan te vullen, te helpen en te stimuleren. Verschillen mogen niet zo groot zijn dat de groepsvorming en het evenwicht worden verstoord. 
De doelgroep bestaat uit jongvolwassenen met een mentale en/of fysieke beperking. Mensen met een ernstige psychische stoornis zouden een onevenredig beslag op de begeleiding kunnen leggen waardoor de balans in deze kwetsbare groep verstoord zou kunnen raken. In onderling overleg is besproken dat er een aannameprocedure wordt opgesteld a.d.h.v. een profielschets.
Zowel voor bovengenoemde vriendschapsrelaties als voor partnerrelaties geldt dat deze relatievormen als een belangrijke waarde in het leven worden gezien. De beleving van genegenheid, liefde, intimiteit, vriendschap, respect en waardering geeft de mogelijkheid om uit te groeien tot een gelukkig mens. 
Een belangrijk aspect bij partnerrelaties kan de beleving van seksualiteit zijn. Seksualiteit is een wezenlijk onderdeel van het mens-zijn. Het gaat hierbij niet alleen om voortplanting en erotiek, maar evenzeer om de beleving van intimiteit, tederheid en liefde. Positieve gevoelens tussen gelijkwaardige partners dienen met respect voor de eigen uitingsvorm beschouwd en benaderd te worden. Tegelijkertijd is het van belang om bewoners te beschermen tegen ongelijkwaardige seksuele verhoudingen. De wijze van omgaan met en het waar nodig begeleiden van seksuele relaties wordt, net als bij alle andere individuele afspraken, onderling besproken en vervolgens vastgelegd in het individuele begeleidingsplan.